grote spinnende watertor (Hydrophilus piceus) 4-2014 8688grote spinnende watertor (Hydrophilus piceus) 4-2014 8691Samen met het vliegend hert (7,5cm) en de neushoornkever (4cm) is de grote spinnende watertor (5cm) één van de grootste kevers van Nederland. Het is een gladde zwarte waterkever met een gestroomlijnd lichaam. Aan zijn poten zitten harige kwasten die hem helpen bij het zwemmen. Omdat hij beide achterpoten afwisselend beweegt, zwemt hij met een trappelende beweging. Ze kunnen goed vliegen maar bewegen zich op land enigszins onbeholpen. Ze komen in heel Nederland in stilstaande plantenrijke wateren voor, maar zijn de laatste jaren wel in aantal achteruit gegaan. De grote spinnende watertor (Hydrophilus piceus, letterlijk pikzwarte waterliefhebber)  lijkt sterk op de iets kleinere en zeldzamere Hydrophilus aterrimus, welke hem in steeds meer biotopen lijkt te vervangen. Bij aterrimus zijn de platen aan de onderkant van zijn achterlijf als een dak gebogen maar niet onder een scherpe hoek gekield, zoals bij piceus. De kiel onderaan het borststuk heeft een lange en scherpe stekel.  De grote spinnende watertor is bij wet beschermd en en wordt ook wel pekzwarte watertor genoemd.

 

De aquatische larven zijn zeer vraatzuchtig en kunnen gemeen bijten. Ze voeden zich met slakken, kleine vissen en zelf kleine salamanders en kikkers. De larven missen de holle steeksnuit van veel andere in het water jagende larven om hun verteringssappen mee in het lichaam van hun prooi te injecteren en ze moeten dus langs een waterplant omhoog klimmen om hun voedsel op te eten. Hiermee voorkomen ze dat hun spijsverteringssappen te veel worden verdund. De volwassen kevers eten overwegend planten en aas en zijn veel minder vraatzuchtig, alhoewel ze in nood nog steeds stevig kunnen bijten.

 

De kever dankt haar Nederlandse naam aan het feit dat de eitjes in een waterdichte cocon van spinsel worden afgezet. Aangezien kevers zelden gebruik van spinsels maken, is dit vrij uitzonderlijk. Deze eicocon heeft een opstaande steel waardoor de eitjes van verse zuurstof worden voorzien. In tegenstelling tot de eitjes van andere waterkevers  overleven deze eitjes het niet als zij onder water komen en de cocon wordt dus goed vastgezet aan drijvende bladeren of tussen de waterplanten. Een los spinsel aan de bovenzijde verlaagt het zwaartepunt en zorgt ervoor dat het gehele bouwsel niet om kan kiepen. Hoewel de larves in het water leven, verpopt de volwassen larve zich op het land. Hij verlaat dan het water en graaft een klein holletje met een popkamer.

 

De spinnende waterkever neemt onder water, in tegenstelling tot veel andere waterkevers die dan met hun achterlijf lucht opnemen, zuurstof op via zijn tasters. Deze zijn aanzienlijk langer dan zijn knotsvormige antennes. Hij steekt ze als een snorkel door het wateroppervlak omhoog terwijl hij zelf onder water blijft. De gevangen lucht slaat hij op in een luchtbel onder zijn dekschilden en aan de onderkant van zijn lichaam, waar ze door de vele goudkleurige haartjes op haar plaats wordt gehouden. Net als bij veel andere waterkevers kun je de mannetjes makkelijk van de vrouwtjes onderscheiden aan hun verbrede voortarsen. Deze zorgen tijdens de paring voor meer grip op de aquadynamische vrouwtjes.

 

Lees ook: Het vliegend hert.