Vroeger op het studentenflat kwam ik erachter dat we allemaal, ondanks dat we Nederlands spraken, toch een andere taal gebruikten. Elke studie had zo zijn eigen woorden en uitdrukkingen en die waren lang niet altijd voor iedereen begrijpelijk. De laatste tijd merk ik dat er onder veel leidinggevenden ook een eigen jargon is ontstaan, een soort schimmig vaktaaltje dat je vooral veel tijdens vergaderingen hoort. Waar het ooit is ontstaan weet ik niet, maar veel van die woorden en termen raken kant nog wal, maar dat belemmert blijkbaar geen enkele manager om ze toch dagelijks te gebruiken.
Zo wordt er tijdens een overleg verdacht vaak iets in gefietst, over een schutting gegooid, aangevlogen, doorgepakt, in zijn kracht gezet, geparkeerd, aangehaakt, geschakeld, on hold gezet of over het weekend heen getild en ook zelfs vaak ergens een klap op gegeven of een plasje over gedaan. En dan heb ik het nog niet eens over zaken als je ding doen, iets tackelen, opschalen of ergens twee punt nul achter zetten.
Misschien wordt het tijd om te stoppen met deze zakelijke pseudotaal en terug te keren naar een voor iedereen begrijpelijk ABN, nu alleen nog een manier vinden om dat ook gelijk te borgen.
Lees ook: Buigen of knikken, Mannen zijn geen mensen, Musket en muskiet, Een donkerbruin vermoeden, Het geschreven woord, De stem in mijn hoofd, Lichaam en taal, Goed Fout, Dan nou toch maar wel eens even, Polsen en De hurk.