Wat is het toch met korstjes? Je kunt erdoor gaan fluiten, ze maken een stokbrood tot baguette en een plak diepvriesdeeg tot pizza. Op de één of andere manier maakt een uitgedroogde buitenkant het geheel aantrekkelijker. Mensen zijn geobsedeerd door korstjes. Bij onszelf zijn we er echter heel wat minder blij mee. Als wij een korstje hebben willen we het zo snel mogelijk weer wegkrabbelen. Want korstjes jeuken. Mijn moeder zei vroeger dat dat aangeeft dat een wondje geneest. Ze zat er eigenlijk niet eens zo ver naast. Tegen de tijd dat een wondje gaat jeuken is de huid al bijna hersteld en gaan de pijnprikkels van het wondje over in jeuk. Als je er dan flink aan krabt gaat de jeuk weer even over in pijn wat op de één of andere manier veel draaglijker is. Maar het feit dat wondjes jeuken, lijkt me evolutionair gesproken niet echt handig. Door het opnieuw open te krabben begin je weer van voor af aan en kunnen er opnieuw bacteriën in het wondje komen. Toch heeft krabbelen wel degelijk enige zin. Het stimuleert bepaalde circuits in ons ruggenmerg die de sensatie van jeuk kunnen verminderen en het stimuleert de pijnreceptoren in het wondje die het jeukgevoel weer laten afnemen. Maar zoals iedereen weet geeft krabbelen maar heel even verlichting, daarna komt de jeuk weer in alle hevigheid terug.

 

Ik wilde hier eerst een foto van de korst op mijn kapotte knie zetten, maar dat doe ik toch maar niet. Praten over korstjes is erg maar ernaar kijken is erger. Daar krijg ik alleen maar meer jeuk van.